Geschreven door:
Het aanvaringsrecht is grotendeels internationaal vormgegeven en vervolgens in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Boek 8 BW bevat in de artikelen 8:540-547 BW de regeling met betrekking tot aanvaringen waarbij een zeeschip is betrokken. Deze aanvaringsregeling voor zeeschepen is gebaseerd op het Brusselse Aanvaringsverdrag van 1910 (Verdrag van 23 september 1910, Stb. 1913, 74). De artikelen 8:1000-1007 BW bevatten de aanvaringsregeling voor aanvaringen waarbij enkel binnenschepen zijn betrokken. Deze zijn gebaseerd op het Binnenvaartaanvaringsverdrag van Genève van 1960 (Verdrag van 15 maart 1960, Trb. 1961, 88). Aldus komt het Nederlands aanvaringsrecht in grote mate overeen met dat van andere bij die verdragen aangesloten landen.
In zowel het Brussels Aanvaringsverdrag als in het Binnenaanvaringsverdrag omvat het begrip "aanvaring" niet alleen de aanraking van schepen met elkaar, maar ook gevallen waarin door een schip, zonder dat een aanraking van schepen heeft plaatsgehad, schade is toegebracht aan een ander schip of zich daar aan boord bevindende zaken en personen als gevolg van een foute manoeuvre of het niet in acht nemen van vaarreglementen (artikel 13 Brussels Aanvaringsverdrag; artikel 1 Binnenvaartaanvaringsverdrag). Dus als een schip door een technisch mankement fout vaart en een ander schip daardoor moet uitwijken om een aanvaring te voorkomen en aan de grond loopt, dan valt dit onder het aanvaringsrecht.
De Nederlandse regelingen in Boek 8 BW gaan nog een stap verder en begrijpen onder "aanvaring" alle gevallen waarin door een schip schade is veroorzaakt, ongeacht aan welke zaak en ongeacht of er sprake is van verkeerd varen (artikel 8:541 BW; artikel 8:1002 BW).
Kern van de aanvaringsverdragen en de Nederlandse wet is dat er slechts een verplichting tot schadevergoeding wegens aanvaring bestaat als de schade is veroorzaakt door schuld van het schip. Op grond van artikel 8:546 BW bestaan er geen wettelijke vermoedens van schuld met betrekking tot de aansprakelijkheid voor aanvaring. Maar het schip, dat in aanraking komt met een andere, zo nodig behoorlijk verlichte, vaste of te bekwamer plaatse vastgemaakte zaak, geen schip zijnde, is aansprakelijk voor de schade, tenzij blijkt dat de aanraking niet is veroorzaakt door schuld van het schip.
De schuld van het schip is dus de allesbepalende factor. Het Brussels aanvaringsverdrag van 1910 regelt de verdeling van de aansprakelijkheid als volgt:
Het centrale begrip in het aanvaringsrecht is dus de schuld van het schip. Wat schuld van het schip nu precies inhield was lange tijd ondewerp van nationaal en internationaal debat. Moet er schuld zijn aan boord van het schip, of gaat het meer om een risicoleer? In 2001 heeft de Hoge Raad in Nederland een eind aan dit debat gemaakt in het standaardarrest Casuele/De Toekomst.
De Hoge Raad oordeelt dat bij de uitlegging van het begrip 'schuld van het schip' moet worden vooropgesteld dat volgens art. 8:1004 lid 1 BW en art. 8:546 BW geen wettelijk vermoeden van schuld bestaat. Daaruit valt af te leiden dat op de eigenaar van het schip niet in het algemeen risicoaansprakelijkheid rust met betrekking tot door of met het schip aan personen of zaken toegebrachte schade.
Er is sprake van schuld van een schip indien de schade het gevolg is van:
Wanneer een schip schuld heeft aan de aanvaring dan is naar Nederlands recht de eigenaar van het schip aansprakelijk.
Wilt u nadere informatie over de aansprakelijkheid voor aanvaringen of wilt u ons uw zaak vrijblijvend voorleggen? Dan kunt u uiteraard contact opnemen. Wij helpen u graag. Ons motto is niet voor niets 'Uw probleem, onze zorg.'
Hein Kernkamp helpt u graag verder.
KvK: 74640518
BTW: NL859977602B01
IBAN: NL37ABNA0844817805
Minerva Advocaten B.V.
Meent 106
3011 JR Rotterdam
Wij gebruiken cookies om onze website te verbeteren en analyseren.