Geschreven door:
Artikel 7:428 BW definieert de agentuurovereenkomst. De agentuurovereenkomst is een overeenkomst waarbij de ene partij, de principaal, aan de andere partij, de handelsagent, opdraagt, en deze zich verbindt, voor een bepaalde of een onbepaalde tijd en tegen beloning bij de totstandkoming van overeenkomsten bemiddeling te verlenen, en deze eventueel op naam en voor rekening van de principaal te sluiten zonder aan deze ondergeschikt te zijn.
Zodra een overeenkomst aan deze definitie voldoet zijn de bepalingen van afdeling 4 van boek 7 BW daarop van toepassing. Sommige bepalingen daarvan vormen dwingend recht. Afwijking daarvan is niet toegestaan en de wederpartij kan een beroep doen op de nietigheid van afwijkende bepalingen in de agentuurovereenkomst.
De wet is indertijd aangepast om EU Richtlijn 86/653/EEG inzake zelfstandige handelsagenten te implementeren. Dat heeft tot gevolg dat bij de uitleg van de wet rekening moet worden gehouden met de uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Dit is met name van belang bij de bepaling van de hoogte van de goodwillvergoeding.
Artikel 7:437 BW bepaalt dat agentuurovereenkomsten opzegbaar zijn. Ieder der partijen is gerechtigd de agentuurovereenkomst op te zeggen met inachtneming van de overeengekomen opzegtermijn. Is geen opzegtermijn overeengekomen, dan bedraagt de opzegtermijn vier maanden, vermeerderd met een maand na drie jaren looptijd van de overeenkomst en met twee maanden na zes jaren. De termijn van opzegging kan niet korter zijn dan een maand in het eerste jaar van de overeenkomst, twee maanden in het tweede jaar en drie maanden in de volgende jaren. Indien partijen langere termijnen overeenkomen, mogen deze voor de principaal niet korter zijn dan voor de handelsagent. Tenslotte dient opzegging plaats te vinden tegen het einde van een kalendermaand.
Het is niet altijd nodig om de opzegtermijn in acht te nemen. Beide partijen mogen de overeenkomst eerder beëindigen wegens een dringende, aan de wederpartij onverwijld medegedeelde reden. Maar de partij die de overeenkomst beëindigt zonder eerbiediging van haar duur of zonder inachtneming van de toepasselijke opzegtermijn en zonder dat de wederpartij daarin toestemt, is schadeplichtig, tenzij daadwerkelijk sprake is geweest van een dringende reden.
Wat is een dringende reden? Volgens artikel 7:439 BW gaat het om omstandigheden van zodanige aard dat van de partij die de overeenkomst doet eindigen, redelijkerwijs niet gevergd kan worden de overeenkomst, zelfs tijdelijk, in stand te laten. En doet zich zo'n dringende reden voor, dan is het de wederpartij die schadeplichtig is.
Artikel 7:442 bepaalt dat de handelsagent bij het einde van de agentuurovereenkomst recht heeft op een klantenvergoeding. Deze wordt ook wel goodwillvergoeding genoemd. Volgens de wet heeft de handelsagent daar recht op voor zover hij de principaal nieuwe klanten heeft aangebracht of de overeenkomsten met de bestaande klanten aanmerkelijk heeft uitgebreid en de overeenkomsten met deze klanten de principaal nog aanzienlijke voordelen opleveren, en de betaling van deze vergoeding billijk is, gelet op alle omstandigheden, in het bijzonder op de verloren provisie uit de overeenkomsten met deze klanten.
Hier komt Richtlijn 86/653/EEG om de hoek kijken. De Hoge Raad heeft in de zogenaamde T-Mobile-zaak onder verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie van 26 maart 2009, zaak C-348/07, LJN BI0016 (Turgay Semen/Deutsche Tamoil) een stappenplan omschreven waarmee getoetst moet worden of er een goodwillvergoeding betaald moet worden en zo ja, hoe hoog deze dan zou moeten zijn.
Het gaat om een drie stappenplan. Als eerste moeten de voordelen die transacties met door de handelsagent aangebrachte klanten de principaal opleveren, gekwantificeerd worden (art. 7:442 lid 1, onder a, BW). In stap 2 moet beoordeeld worden of reden bestaat het vastgestelde bedrag aan te passen met het oog op de billijkheid. Daarbij moet gelet worden op alle omstandigheden van het geval en met name gelet op de door de handelsagent gederfde provisie (art. 7:442 lid 1, onder b, BW). En bij stap 3 moet gecontroleerd worden of het in stap 1 en stap 2 berekende bedrag het in lid 2 van art. 7:442 BW bedoelde maximumbedrag van één jaar provisie niet te boven gaat.
Dit lijkt eenvoudig, maar er zijn zaken waar stap 1 lastig te nemen is.
Heeft u vragen over de agentuurovereenkomst? Neem gerust contact op. Ons motto is immers 'Uw probleem, onze zorg'!
Hein Kernkamp helpt u graag verder.
KvK: 74640518
BTW: NL859977602B01
IBAN: NL37ABNA0844817805
Minerva Advocaten B.V.
Meent 106
3011 JR Rotterdam
Wij gebruiken cookies om onze website te verbeteren en analyseren.