Geschreven door:
De in 2020 aangenomen Franchisewet heeft als doel om een gezondere machtsbalans bij de ruim 30.000 franchisebedrijven te creëren. Volgens de wetgever moet er meer transparantie komen bij het sluiten van de franchiseovereenkomst en franchisenemers moeten beter worden geïnformeerd over ontwikkelingen rondom de franchiseformule. Daarnaast komt er meer zeggenschap voor franchisenemers, omdat instemming van de meerderheid nodig is.
Volgens het ontwerp van artikel 7:911 BW is de franchiseovereenkomst de overeenkomst waarbij de franchisegever aan een franchisenemer tegen vergoeding het recht verleent en de verplichting oplegt om een franchiseformule op de door de franchisegever aangewezen wijze te exploiteren voor de productie of verkoop van goederen dan wel het verrichten van diensten.
Met deze definitie wordt een groot aantal onderling verschillende overeenkomsten omvat. Franchiseformules en de daarbinnen geldende afspraken zijn heel divers, en variëren van wat wordt aangeduid als soft franchise tot hard franchise.
Bij soft franchise heeft de franchisenemer binnen de franchiseformule veel vrijheid om zijn activiteiten zelf in te vullen (door bijvoorbeeld een eigen selectie te maken uit een breed assortiment dat binnen de formule beschikbaar is. Een voordeel van soft franchise is dat de franchisenemer een grotere vrijheid heeft om de voor hem en zijn klanten meest passende invulling aan de franchiseformule te geven.
Bij hard franchise wordt de franchisenemer in hoge mate ontzorgd en in ruil daarvoor levert hij een veel groter deel van de bewegingsvrijheid in zijn ondernemerschap in. Een voordeel van de hard franchise is dat de klantbeleving veel eenduidiger zal zijn.
Of het nu gaat om soft franchise of hard franchise, de franchiseovereenkomst zal onder de nieuwe wet vallen, zolang de overeenkomst past binnen de wettelijke definitie van artikel 7:911 BW.
In Nederland bestaat tot op heden geen specifieke regelgeving voor franchiseverhoudingen. De franchiseovereenkomst is, niet als iedere andere overeenkomst, een overeenkomst in de zin van artikel 6:213 lid 1 BW. Dat betekent dat het algemene overeenkomstenrecht op de franchiseverhouding van toepassing is. De overeenkomsten moeten uiteraard ook in overeenstemming zijn met het Nederlandse en Europese mededingingsrecht, waaronder het kartelverbod van artikel 6 van de Mededingingswet en het Besluit vrijstellingen samenwerkingsovereenkomsten detailhandel. Ingevolge het kartelverbod zijn prijsafspraken tussen ondernemingen, marktafbakeningen en gedwongen afnameverplichtingen niet, dan wel slechts in bijzondere gevallen toegestaan, omdat zij vrijwel altijd de mededinging beperken.
De franchisenemer is een zelfstandige ondernemer die vrijwillig een relatie met de franchisegever aangaat, maar in de praktijk is hij relatief afhankelijk van de franchisegever, doordat de franchisegever de bepalende factor is wat betreft de franchiseformule en de verdere koersbepaling. Aanvankelijk was het de bedoeling dat de branche hier door middel van zelfregulatie de scherpe kantjes vanaf zou halen. Dit heeft geresulteerd in de Nederlandse Franchise Code, maar tot een over de volle breedte van de franchisesector afdwingbare regeling is het niet gekomen. Deze patstelling is de aanleiding geweest voor de Nederlandse regering om een wetsvoorstel voor de Wet franchise voor te bereiden.
Een belangrijk onderdeel van het wetsvoorstel is versterking van de informatiepositie van de franchisenemer, voorafgaand aan en tijdens de looptijd van de franchiseovereenkomst. Het voorstel bevat een opsomming van diverse onderwerpen waarover de franchisenemer in ieder geval tijdig en specifiek geïnformeerd moet worden.
De franchisenemer heeft zelf ook een informatieplicht en moet bijvoorbeeld openheid van zaken geven over zijn financiële situatie, zodat de franchisegever kan inschatten of hij de noodzakelijke investeringen zal kunnen doen.
Het wetsvoorstel bevat naast de verplichte informatieverstrekking een regeling over vergoeding voor goodwill bij beëindiging van de franchiserelatie. Doel daarvan is om te voorkomen dat de franchisegever de door hem opgebouwde goodwill bij het einde van de overeenkomst gedwongen voor een onrealistische prijs moet teruggeven of overdragen aan een door de franchisegever aan te wijzen opvolger. Uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat de franchiseovereenkomst een regeling moet bevatten met betrekking tot de vergoeding van opgebouwde goodwill, voor zover die in redelijkheid aan de franchisenemer toe te rekenen is.
De concurrentiebedingen waardoor de franchisenemer wordt beperkt om na afloop van de franchiserelatie bepaalde activiteiten uit te oefenen, zijn nu zeer ruim geformuleerd. Volgens de regering zijn de bedingen veel ruimer geformuleerd dan noodzakelijk is voor de bescherming van de knowhow binnen de franchiseformule. In het wetsvoorstel wordt de reikwijdte van het non-concurrentiebeding beperkt tot:
Het wetsvoorstel regelt ook de wijze van overleg tussen de franchisegever en de franchisenemers. Enerzijds ziet dit op de onderlinge afstemming van activiteiten tussen franchisegever en franchisenemer, omdat zij in samenwerking de markt
bewerken. Verder vormt dit overleg de opmaat voor instemming door de franchisenemers wanneer de franchisegever wijzigingen in de franchiseformule of invoering van een afgeleide formule beoogt die bepaalde financiële gevolgen hebben of kunnen hebben voor een franchisenemer.
Ingevolge artikel 7:922 BW zijn diverse bepalingen dwingend recht en kan daarvan niet ten nadele van de franchisenemer worden afgeweken. Ten voordele van de franchisenemer mag dus wel worden afgeweken. De toekenning van dit dwingendrechtelijke karakter sluit aan bij de UNIDROIT franchise modelwetgeving. In internationale overeenkomsten kan overigens wel door middel van een rechtskeuze gekozen worden voor het recht van een ander land, zoals het recht van de woonplaats van de franchisegever.
Als zowel de franchisenemer als de franchisegever Nederlandse partijen zijn en de franchiseovereenkomst uitsluitend met Nederland verbonden is, zullen zij op grond van artikel 3 lid 3 van Verordening Rome I niet door middel van een rechtskeuze van de dwingendrechtelijke bepalingen kunnen afwijken.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 30 juni 2020 als hamerstuk afgedaan. De Wet franchise gaat naar verwachting in op 1 januari 2021.
Wilt u meer weten over franchiseovereenkomsten en de invoering van de Wet franchise? Wilt u uw overeenkomst laten toetsen aan de nieuwe wetgeving? Vraag het ons vandaag nog vrijblijvend wat wij in uw geval voor u kunnen doen. Wij helpen uw graag. Ons motto is niet voor niets: "Uw probleem, onze zorg."
Hein Kernkamp helpt u graag verder.
KvK: 74640518
BTW: NL859977602B01
IBAN: NL37ABNA0844817805
Minerva Advocaten B.V.
Meent 106
3011 JR Rotterdam
Wij gebruiken cookies om onze website te verbeteren en analyseren.